Station B

Van de paardenkoets naar de elektrisch aangedreven auto

Mobiliteit- van de paardenkoets naar de elektrisch aangedreven auto

De mobiliteit in de landelijke gedeeltes van Gescher werd meerdere eeuwen door verschillende paardenvrachtkaren gestempeld.

Sinds 1849 reed er een “personen-postkoets” van Coesfeld naar Vreden. De halte in Gescher was de sinds 1839 bestaande “Postexpedition” in het “Hotel zur Krone” (Hause Grimmelt). Met de opening van een spoorlijn Borken- Coesfeld (1904) werd dit aanbod stopgezet, met uitzondering van een korte route tussen het dorp en het station. Vanaf 1925 hervatte het postkantoor de lijn Coesfeld-Vreden.

Alhoewel er sinds begin van het 20e eeuw eerste auto’s bestonden maakten koetsen tot eind jaren vijftig nog steeds deel uit van het gebruikelijke straatbeeld, vooral als gezinnen op het platteland op zondag naar de kerk gingen.

Sinds de jaren 40 zetten de eerste expeditiebedrijven grote vrachtwagens in, maar tot het midden van de 20e eeuw werd het commerciële transport nog vaak met paard en wagen uitgevoerd. Lange tijd bleef de wagen het vervoermiddel voor veel gezinnen. In die tijd was het bezit van een auto een voorrecht voor minder welvarende gezinnen. Een groot deel van de bevolking had een eigen fiets, sommige een motorfiets, een bromfiets of later een scooter.

Vanaf de jaren zeventig reden ook ‚Bahnbusse‘ tussen Coesfeld en Bocholt. De enige halte in Gescher was het station.  

Na 1950 naam de motorisering in Gescher bestendig toe. Wie vroeger geen eigen auto had gebruikte een van die transportbedrijven in de stad en in de regio om naar het werk te gaan bijvoorbeeld in het Ruhrgebied of voor dagreisjes met familie en vrienden.

Motorbrandstof was aan aanvankelijk alleen verkrijgbaar aan de benzinepompen bij de werkplaats van Thesing (Hauskampstraße) en bij ‚Linsen‘ (op de hoek Inselstraße- Hauptstraße). Anderen konden tanken bij het ‚Gabelpunkt‘. In 2012 werd het eerste laadstation voor elektrische auto’s geïnstalleerd.

In 1974 stopte de laatste geplande trein op het station in Gescher. Ten oosten van de stad werd het tracé van de A31 gepland en gerealiseerd. Deze snelweg werd dan in 1986 vrijgegeven en is sinds 2005 opengesteld voor het verkeer van Bottrop naar Emden. Inmiddels is de A31 de belangrijkste landelijke verbinding van de regio, aangevuld door een efficiënt netwerk van rijkswegen met snelle verbindingen naar Nederland.

Veel inwoners en gasten gebruiken hun fiets elke dag, vaak met behulp van elektrische aandrijvingen, zowel in de stad als ook op fietspaden of ‚Pättkes‘ in de regio. Deze ‚kleine paden‘ zijn ook erg populair bij talrijke tochten door het parklandschap van het Münsterland.

 

 

Postkutsche um 1895
Ehemaliger Bahnhof um 1907
Motorräder 1931 am Start
Spedition Blenker – in Berlin
Noch 1960 Teil des Alltags
Kleines „Antriebsproblem“!?
Neue Tankstellen ab 1952
Busse zur Arbeit oder ins Grüne
E-Mobilität seit 2012 in Gescher

Gewerbeentwicklung

Industriële ontwikkeling - nu een succesverhaal

Ongeveer een eeuw lang - vanaf 1863 - was de klassieke textielindustrie dominant in Gescher en garandeerde het inkomen van talrijke families in het dorp.

In de jaren 1970 en 1980 veranderde de crisis van de textielindustrie deze situatie fundamenteel. Parallel aan de textielindustrie ontwikkelden zich bedrijven in onder andere machinebouw, apparatenbouw en transporttechniek. Handwerkbedrijven floreerden dankzij de levendige bouwactiviteiten. Andere sectoren boden nieuwe werkgelegenheid en opleidingsmogelijkheden voor veel opgeleide arbeiders, ook ter vervanging van de banen die in de textielbedrijven verloren gingen. Sommige bedrijven, zoals Ruthmann, konden al terugkijken op een lange traditie. Het bedrijf was sinds 1909 in Gescher gevestigd als fabrikant van landbouwmachines en ontwikkelde zich in de stad en later in het district Hochmoor tot een ontwikkelaar en producent van geavanceerde hef- en transporttechnologie met wereldwijde verkoop. Sommige textielbedrijven konden overleven en groeien met innovatieve concepten.

Gescher werd een aantrekkelijke vestigingsplaats door de directe aansluiting op de A31 en de B525. De geleidelijke aanleg van geschikte industrieterreinen was de voorwaarde voor het succes van de structuurverandering.

In het noordwesten (Stadtlohner Straße/Porsche Straße), in het zuidoosten (Schüringsweg) en aan de zuidelijke rand van Hochmoor hebben zich ambachtelijke en commerciële bedrijven uit de meest uiteenlopende sectoren gevestigd. Naast bedrijven in de transporttechniek, metaal- en kunststofindustrie zijn hier ook speciale afvalverwerkingsbedrijven en verschillende dienstverleners te vinden.

De ontwikkeling aan de Schildarpstraße in het zuiden van de stad is van bijzonder belang. Een groot aantal grote nieuwe bedrijven is hier actief geworden. Wereldwijd actieve IT- en softwareleveranciers hebben zich gevestigd in de wijk "Am Campus". Het bedrijf d.velop initieerde deze wijk met trendsettende ideeën.

De verandering in de commerciële sector wordt ook weerspiegeld in de fundamenteel veranderde forensenbalans.

Terwijl in 1963 323 forenzen in Gescher werkten, maar tegelijkertijd 659 forenzen de stad verlieten om werk in de regio te vinden, is dit nu volledig veranderd volgens een onderzoek van de Kamer van Koophandel en Industrie uit 2017. Nu komen dagelijks ongeveer 4.100 buitenlanders naar Gescher om hier te werken en reizen ongeveer 3.900 inwoners naar de regio om er te werken.

Textilunternehmen entlang der Fabrikstraße – 1968
Ruthmann ab 1909 in Gescher...
…und seit 1962 in Hochmoor
Metallbau Jagri am Mühlengrund
Betonrohre von Sandscheper
Breites Firmenangebot um 1960
Neue Ideen an historischer Stelle
EGW – Entsorgung und Recycling 2019
Am Campus – IT-Innovation pur 2019
Neue Betriebe mit Außenwirkung

Van de "Witte Venen" naar de wijk Hochmoor

De wijk Hochmoor met ongeveer 2.000 inwoners ligt ongeveer 7 km ten zuiden van dit historische station, omgeven door het uitgestrekte landschap van het "Weiße Venn".

De "Witte Venen" strekten zich uit langs de rand van de Westfaalse Baai tussen Gescher, Velen, Coesfeld en Reken. Het veengebied was met een oppervlakte van ongeveer 1.200 ha het grootste hoogveengebied van Westfalen.

De vorming van het hoogveen dateert van 5.000 tot 6.000 jaar geleden. In de loop der tijd vormde zich in de ondergrond van dit grotendeels ongerepte gebied een veenlaag van wel vijf meter dik.

Tussen 1906 en 1908 werd de Klasmann veenfabriek gebouwd aan de westelijke rand van het Venngebied. Dit was het begin van de industriële ontginning van de turflagen, die daar tot 1959 duurde.

Als gevolg van deze ontwikkeling werd de eerste arbeidersnederzetting al in 1909 gebouwd met 14 bescheiden huizen van identieke constructie.

Slechts een paar jaar later, in 1912, werd er een lagere school met één klas gebouwd.

Al in de jaren 1930 begonnen de eerste landbouwwerkzaamheden met gedeeltelijke ontwatering van het veen en de aanleg van wegen in de wijde omgeving van Venn. Deze werden aanzienlijk geïntensiveerd toen er na de Tweede Wereldoorlog langzaam een einde kwam aan de turfwinning. Nieuwe boerderijen vestigden zich en begonnen het land te bewerken.

Vanaf de jaren 1950 begon een eerste bouwgolf, niet in het minst door een grote toestroom van gezinnen uit de voormalige Duitse oostelijke gebieden. Dit werd nog intensiever in de jaren 1960 en 1970, toen er naast woningen ook openbare voorzieningen, verschillende buurtwinkels en het commerciële gebied in het zuiden werden gebouwd.

Parallel aan deze ontwikkeling zijn er sinds de jaren 1950 allerlei verenigingen en groepen opgericht die de afgelopen decennia veel voor de wijk hebben betekend. Bijzonder opmerkelijk is de heemkundige kring Hochmoor, die met haar vele activiteiten veel hoogtepunten te bieden heeft, en het D(T)orfmuseum in de oude dorpsschool.

Het "Weiße Venn", nu sterk gereduceerd in omvang, is een belangrijke attractie voor natuurliefhebbers en recreanten met zijn bezienswaardige natuurreservaten.

Verdere interessante feiten en cijfers zijn te vinden bij Station O in de "Grüne Mitte", het centrale groene gebied van de wijk Hochmoor.

Ursprüngliches Landschaftsbild im Weißen Venn
Torfabbau per Hand um 1900
Klasmann – Torfwerk um 1908
Torfarbeitersiedlung um 1910
Moorentwässerung um 1935
Maschinelle Kultivierung nach 1945
Hochmoor entwickelt sich – 1967
Naturschutzgebiet Kuhlenvenn
Zig Vogelarten zu Gast im Venn
Naturschutzgebiet Fürstenkuhle